15 okt 2007

Citatierapporten


Ik ben de laatste tijd druk in de weer geweest met het maken van citatierapporten voor onze senior onderzoekers.
De citatierapporten kunnen in Web of Science gemaakt worden door simpelweg op de knop CITATION REPORT te klikken als je een zoekresultaat hebt.
In het citatierapport worden de records uit het zoekresultaat gesorteerd op volgorde van het aantal keren dat het artikel geciteerd is.
Er worden twee grafieken gepresenteerd. Een met een overzicht van het aantal publicaties over het verloop van de jaren en eentje met het verloop van het aantal citaties. Daarnaast worden samenvattende getallen gepresenteerd, zoals het totaal aantal publicaties, het gemiddeld aantal citaties per item en de h-index.


De h-index is een maat voor de prestatie van een wetenschapper. Zelf zegt J. Hirsch daarover (J. E. Hirsch, An index to quantify an individual's scientific research output, arXiv:physics/0508025), gepubliceerd in PNAS November 15, 2005:
“I propose the index h, defined as the number of papers with citation number higher or equal to h, as a useful index to characterize the scientific output of a researcher.”

In een recent artikel van Philip Ball in Nature 16 August 2007 (P. Ball. Achievement index climbs the ranks) concludeert hij dat, hoewel er veel reserves zijn omtrent de waarde van de h-index, het toch wel een aardige indicatie geeft over prestaties van de onderzoeker.

Maar onmiddellijk volgt de discussie hoe je die getallen moet interpreteren. Is een h-index van 5 ‘goed’ of moet je dan boven de 10, of zelfs boven de 15 of 20 zitten?

Hirsch zegt over de interpretatie:
“ Based on typical h and m values found, I suggest that (with large error bars) for faculty at major research universities h ∼ 10 to 12 might be a typical value for advancement to tenure associate professor), and h ∼18 for advancement to full professor. Fellowship in the American Physical Society might occur typically for h ∼15 to 20. Membership in the US National Academy of Sciences may typically be associated with h ∼ 45 and higher except in exceptional circumstances.”

Voor een overzicht van de voor- de nadelen verwijs ik naar “Wolfgang Glänzel .On the opportunities and limitations of the H-index

Overigens maak ik ze nu alleen in Web of Science en dat betekent dus met alle beperkingen die die database in zich heeft: dus geen boeken, hoofdstukken en niet in WoS opgenomen artikelen. Wat het erg lastig maakt is de beperkte zoekfunctie in WoS. (ik ben Pubmed gewend en dan is dit toch wel zoeken met gebonden handen). En omdat de zoekfunctie zo slecht is lukt het niet even gemakkelijk om een goed zoekresultaat te verkrijgen wat de basis is voor het citatierapport.
H-indexen kun je ook zelf berekenen, maar dat is erg veel werk. Via het Publish or Perish programma kun je ze ook uit Google Scholar halen (zoeken naar auteur is, zo mogelijk, nog moeilijker daar) en in Scopus.
De index wordt berekend op basis van op dat moment bekende citaties van de gevonden records. Bij miscitaties of tikfouten kan er zo ook nog wat mis gaan, bovendien moeten de citaties ook in WoS terug te vinden zijn.
Er zit een verschil in citeergedrag bij subdisciplines en soort onderzoek, waardoor onderlinge vergelijkingen niet geheel zuiver zijn. Bovendien houdt de h-index geen rekening met co-auteurschap en leeftijd
De h-index blijft onder discussie en de meest getrokken conclusie is dat het een handig instrument is maar dat het niet (incidentele) diepgaandere evaluatie kan vervangen.

Geen opmerkingen: